Niet ons, HEER, niet ons, geef uw naam alle eer, om uw liefde, uw trouw. (Psalm 115:1)
Er leeft een sterke verwachting in de Bijbel. Heel Gods woord is ervan doortrokken, van begin tot eind.
Wij vertrouwen op Gods belofte en zien uit naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont (2 Petrus 3:13).
Maar de Bijbel schetst ook veel teleurstelling. Alle menselijke verwachtingen worden onder kritiek gesteld en beschaamd gemaakt. Daarom verwachten we geen politiek systeem dat vrede moet brengen, geen wetenschap die alle problemen oplost, geen wereldkerk die de maatschappij verandert. Wij verwachten een wonder.
Waarom zeggen de volken: ‘Waar is die God van hen?’ Onze God is in de hemel, hij doet wat hem behaagt (Psalm 115:2-3).
Het enige wat we kunnen verwachten is dat ons iets geopenbaard zal worden dat ons verstand ver te boven gaat. Dat moet dan ook helemaal van Gods kant komen. Van zijn genade, zijn onverdiende goedheid. We stellen onszelf gemakkelijk teleur. Daarom verwachten we niets van onszelf, maar alles van God. In alle moeite, strijd, tekorten en in al ons falen is er nog steeds die verwachting. We houden Jezus voor ogen, want we zullen aan hem gelijk zijn (1 Johannes 3:2). Daarom leven we met de verwachting die roept: ‘Kom, Jezus!’
Laat uw geest daarom voortdurend paraat zijn, wees waakzaam en vestig al uw hoop op de genade die u ontvangen zult wanneer Jezus Christus zich openbaart (1 Petrus 1:13).