‘Wees niet bang. Ik ben de eerste en de laatste.’ Openbaring 1:17
Jezus is God, maar Hij werd mens om de hemel voor mensen te openen. God wil met ons optrekken! Jezus heeft dat perfect mogelijk gemaakt. Daarom openbaart Hij zich nu aan zijn gemeente als de verheerlijkte, hemelse Zoon van God.
Zo mogen we Hem zien: gekleed in een lang gewaad – dat van een heerser –, maar met een gouden gordel om zijn borst: de gordel van de perfecte dienstknecht. Zijn gelaat en zijn haar zijn zuiver wit: zo rein, zo heilig is zijn uitstraling. Zijn gezicht schittert dan ook als de zon. Zijn ogen vlammen als vuur, omdat Hij alles wat Hij ziet in een heilige gloed zet. Uit zijn mond komt een scherp, tweesnijdend zwaard: zijn woord dat alles wegkapt wat niet bij zijn genade hoort. Zijn voeten gloeien als brons in een oven, omdat het oordeel aan Hem onderworpen is. En in zijn sterke rechterhand houdt Hij de zeven sterren vast: zijn gemeente, met mensen die door Hem gerechtvaardigd zijn en daarom allemaal stralen als sterren (Openbaring 1:12-20).
Zo mag je Hem zien: Jezus nu – de verheerlijkte Jezus.
Johannes zag hem zo, maar hij viel als dood voor zijn voeten neer. Van nature worden we namelijk zo vervuld met ontzag, dat we ons ter aarde willen werpen. Maar telkens weer zegt Jezus: ‘Wees niet bang.’ Telkens opnieuw legt Hij zijn hand op ons om ons op te richten.
‘Wees niet bang (…) Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk’ (Openbaring 1:17-18).
Jezus wil ons niet bedreigen. Integendeel, Hij neemt ons als sterren in zijn hand, want Hij wil dat we in zijn waardigheid zullen delen. Daarom beweegt Hij zich zo in al zijn heerlijkheid te midden van de gemeente.