Toen zag ik de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem. Openbaring 21:2b
De Bijbel noemt de hemel een land (Lucas 19:12). Een vaderland (Hebreeën 11:14). Maar er is ook een stad. De stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem (Hebreeën 12:22). Daar zijn we nu al in ons geloofsleven op afgestemd. Tenminste – als je weet wat God daarmee wil.
Onze stad is immers niet blijvend, we kijken juist uit naar de stad die komt (Hebreeën 13:14).
God bouwt die stad in de hemel zelf. Hij is de architect.
Een stad met fundamenten, door God zelf ontworpen en gebouwd (Hebreeën 11:10b).
Jezus is er ook bij. Hij bouwt er kamers in voor ons.
‘In het huis van mijn Vader zijn veel kamers; zou ik anders gezegd hebben dat ik een plaats voor jullie gereed zal maken?’ (Johannes 14:2).
Straks zal die stad uit de hemel neerdalen op de nieuwe aarde.
Toen zag ik de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, uit de hemel neerdalen, bij God vandaan (Openbaring 21:2).
Waarom die hemelse stad? God kan overal in het universum wonen, maar hij kiest ervoor om ons te verzamelen in zijn eigen stad… om zelf bij ons te zijn! Daarom klinkt er een stem vanaf Gods troon (wie zou dat roepen?):
‘Gods woonplaats is onder de mensen, hij zal bij hen wonen!’ (Openbaring 21:3b).