Daar zal ik je ontmoeten. Exodus 25:22a
De hemel is een grotere en stralendere werkelijkheid dan de aarde. In vergelijking met de hemel is de aarde maar duister en vaag. Daarom hebben we onze verbeelding nodig om ons de hemel voor te stellen.
Mozes kreeg een kijkje in de hemel toen hij tot twee keer toe veertig dagen op de berg Sinaï bij God verbleef (Exodus 24:18, 34:28). Besaleël moest daarna de hemel in aardse vormen weergeven (Exodus 25:9, 31:11b). Wat hij uit de mond van Mozes hoorde moest hij verwerken tot een mobiele tent vol attributen, waarin God en mensen elkaar zouden ontmoeten. Het zou een afspiegeling zijn van hoe God en mensen elkaar in de hemel ontmoeten.
‘Ik heb mijn keuze laten vallen op Besaleël, de zoon van Uri, de zoon van Chur, uit de stam Juda’ (Exodus 31:1).
Het volk was in de woestijn diep onder de indruk van deze ontmoetingstent. Het was een ontzagwekkende belevenis, dit kunstwerk. De vormen, materialen, kleuren, alles had betekenis. God was in hun midden!
Alles wat Besaleël en zijn helpers hadden gemaakt sprak van Gods aanwezigheid. Alles sprak ook al van Jezus en wat hij zou doen om ons een plek in de hemel te geven. Zelf hadden de Israëlieten er geen idee van, maar het waren schaduwbeelden die ze zagen (Heebreeën 8:5). De werkelijkheid is Jezus.