Wie overwint zal ik laten eten van de levensboom die in Gods paradijs staat. Openbaring 2:7b
In het paradijs stond een boom. De levensboom. God had hem precies in het midden geplaatst.
In het midden van de tuin stond de levensboom (Genesis 2:9b).
Wat Adam en Eva ook ondernamen, ze zouden zich steeds weer kunnen oriënteren op deze boom. Hij vertegenwoordigde wat God met mensen wilde: dat ze voor altijd zouden leven. Met hem. In de tuin.
De boom ging verloren toen de mensen van een andere boom aten. De eerste boom vertegenwoordigde Gods woord dat alles goed was. De tweede trok dat in twijfel. Zo kwam de zonde in de wereld. Engelen (cherubs) sloten de weg naar de levensboom af.
Zij moesten de weg naar de levensboom bewaken (Genesis 3:24b).
Maar God zal alle dingen herstellen. Jezus werd aan het dode hout van de tweede boom gespijkerd. Hij onderging het oordeel over alles wat niet goed was. Nu kan God weer zeggen dat alles goed is, en wij kunnen het hem nazeggen. Daarom zal de levensboom die in de hemel bewaard wordt terugkeren op de nieuwe aarde. Hij geeft weer het leven dat God ons gunt. Met hem. In het nieuwe Jeruzalem.
Zij kunnen over de levensboom beschikken en zullen door de poorten de stad binnengaan (Openbaring 22:14b).